Blog
Intro
Observaties, ontmoetingen, gedachten, verbeelding, de speling van het lot: over van alles kan het gaan in deze blog, in de taal van mijzelf of die van een mijner alter ego's. Wat de dag maar brengen mag. Of niet.
De komende, waarschijnlijk, twee weken geef ik in mijn blog graag ruimte aan mijn alter ego Naet van de Kous. Mogelijk kom ik zo nu en dan ook zelf, of in een andere alter ego, aan het woord. De actualiteit kan nu eenmaal de geschiedenis verdringen.
Maar nu eerst dus Naet, met om te beginnen zijn verhaal over Schuwe Simon of eigenlijk: de broertjes Boender. De twee inleidende stukken (afleveringen 1 en 2, zie hieronder) en de eerste negen brieven (afleveringen 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9,10 en 11, zie hieronder) werden gepubliceerd op 7, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 18, 21, 23 en 24 december 2018. Als reeds gemeld, Simon was 'back in town', maar in levende lijve hadden wij hem nog niet mogen aanschouwen.
181227 Naet van de Kous: Schuwe Simon [12]
Weer bij zijn broeder thuis
Eindelijk, op zondagavond 23 december laat, was Schuwe Simon, Simon Boender dus, gearriveerd in Rotterdam. Daar troffen wij (Thomas/Tobias, en bovengetekende Naet van de Kous) hem de volgende dag in het Passanten Hotel aan de Maaskade. De gelijkenis tussen beide broers was meer dan treffend. Slechts door hun kleding en de bril van Thomas/Tobias waren zij van elkaar te onderscheiden.
De gehele weg vanaf Rotterdam waren zij onafgebroken in gesprek. Mijn historische liefhebbershart klopte kilometer voor kilometer bij alle verhalen die ik als mede-passagier tot mij mocht nemen.
In Zwolle aangekomen reden wij linea recta langs de Nieuwe Willemsvaart naar restaurant Sozing aan de Willemskade, tegenover de Keersluisbrug. Simon was namelijk in de loop van al zijn reizen en avonturen verslingerd geraakt aan de Chinese hap en deze locatie bood dus de perfecte oplossing voor zijn rammelende maag. ‘Voor een echte Tie Pang Taussie Nou Youk,’ kun je me dag en nacht wakker maken,’ riep hij enthousiast uit, toen hij hoorde dat juist dit de specialiteit was van Sozing.*
Op hun verjaardag vonden de beide broers elkaar (dus) weer! En daar, ter hoogte van de voormalige Keersluisbrug, op letterlijk een steenworp afstand van hun geboorteplaats in de Stadsgracht, werd voor hen beiden een wel heel bijzondere Kerst ingeluid.**
*Zie voor dit recept (vogelnestje gevuld met stukjes kipfilet en cashewnoten in licht pikante saus) en het restaurant in kwestie: W. Coster (red.). Hollandse Nieuwe in Zwolle. Een multi-culinaire geschiedenis. Zwolle 2003, p. 30-33.
** Op deze plaats, tegenwoordig ingenomen door een parkeerdek, bevond zich voorheen namelijk een klein haventje, het Eileuversnest. Hier werden zij, op kerstavond en na elkaar zoals de oplettende lezer(es) zal hebben opgemerkt, geboren. (Zie ook de inleidende tekst).
181224 Naet van de Kous: Schuwe Simon [11]
Negende brief: Albert Bloem, 21 december 2018, Zwartsluis ('Een groot en deftig dorp')
Een enkele x lees ik de Schuttevaêr. Toevallig, bij het opruimen van oude kranten, ook die van 25 januari 2018. De oproep in ‘Varend bestaan’ met de vraag over gegevens over Simon Boender trok mijn aandacht. Mijn eerste vraag is of het wel de bedoeling was dat hij ging zwemmen, nadat zijn vader hem overboord had gezet. Bij ons in het dorp gaat het verhaal dat die tegen zijn vrouw gezegd zou hebben: ‘wat doen we, halen we hem er weer uit, of maken we een nieuwe?’ (!)
Meer zit ik met het volgende. Hoe gaat men om met de wet op de privacy? Het kan natuurlijk niet zo zijn, dat een in jaren opgebouwde anonimiteit door de oproep van een krant zo maar op straat komt te liggen! Een zoektocht op grond van de weinige gegevens lijkt me onbegonnen werk, maar willen ze toch, dan zijn er enkele uitgangspunten. Als hij inderdaad in Zuid-Amerika veel geld heeft verdiend en naar Europa is teruggekomen, dan is de kans groot dat hij alles weer is kwijtgeraakt. Als hij nog rijk is, moet men zoeken bij de enkele zeer rijken die niet in het TV-circuit meedraaien en dus onbekend zijn, of bij de armen. Dan is de kans groot dat je hem, als hij nog leeft, vindt in een wooncentrum voor ouderen. Hij zal dan wel in de zeer ruime regio rond Zwolle een plek hebben gevonden. Ik raad u aan ook eens lezingen te geven in dergelijke tehuizen. In de emotionele sfeer van praatjes en plaatjes over vroeger komen veel vergeten verhalen weer tevoorschijn.
181223 Naet van de Kous: Schuwe Simon [10]
Achtste brief: K. Bourbon-Solaize, 21 december 2018, Vancouver (Canada)
Toeval bestaat niet, zeg ik altijd en dat is nu maar weer gebleken. Ik kreeg uw oproep via mijn broer, die kapitein is en Weekblad Schuttevaer in een Finse haven had gekregen van een Nederlandse collega. Zelf vaart hij op een Canadees schip, maar beiden zitten in het vervoer van cellulose. Uw oproep bereikt mij precies in de maand dat het 25 jaar geleden was dat Simon Boender en ik uit elkaar gingen, in februari 1978.Mijn ouders runden in de jaren zestig een pension op Vancouver Island aan de westkust van Canada. Een grote blokhut aan de oever van de Clayoquot Sound, het einde van de wereld. Ik was zeventien toen Simon daar binnenliep. Stoer en een beetje verwaarloosd. Hij was een van de pelsjagers die ons pension als toevluchtsoord gebruikten ...
(NvdK: Merkwaardigerwijs eindigde deze brief midden in een zin.)
181221 Naet van de Kous: Schuwe Simon [9]
Zevende brief: Johannes Selkees, 17 december 2018, van Heino (en verder)
Vanwege uw stukje in de krant ben ik onmiddellijk in de pen geklommen om u wat te vertellen over Simon Boender. Zelf ben ik ook van 1930 en ik heb met hem op school gezeten in School ‘J’ aan de Hoogstraat in de Kamperpoort. Hij kon goed leren en kende in de tweede al alle hoofdsteden van Europa uit zijn hoofd. In rekenen was hij ook heel goed. Hij bemoeide zich nergens mee, hoewel er altijd meisjes waren die op hem aantrokken. Hij kon inderdaad best zwemmen en ook heel lang onder water blijven. Wij kregen het er soms wel eens benauwd van. Na de lagere school heb ik hem nooit meer gezien, maar ik heb wel gehoord dat hij op de grote vaart is gegaan.
Het verhaal ging, dat hij nog een tweelingbroertje had, dat werd aangenomen door een kinderloos domineesechtpaar uit Zeeuws-Vlaanderen. Voor dat broertje was waarschijnlijk geen ruimte meer op het schip, maar het fijne weet ik er niet van.
Volgens mijn schoonvader heeft er ook eens een keer een stuk over hem gestaan in Ten Heuvels Courant, in 1960 of zo.
Ik ben geen abonnee op uw krant, maar werd gebeld door een oude klasgenoot uit Emmen, die het stukje gelezen had. Hij zou ook nog zoeken naar een klassefoto.
(Hier hadden wij een behoorlijk aanknopingspunt. Vreemd genoeg bleek Selkees, toen wij hem belden, niet bereid te zijn meer informatie te verschaffen.)
181218 Naet van de Kous: Schuwe Simon [8, NB In de oorspronkelijke spelling.]
Zesde brief: Wouter Stoop, 16 december 2018, Den Helder
Ik lees in de Schuttevaêr dat u Schuwe Simon zoek. Waar hij moomenteel verblijf weet ik niet, maar ik hep vroeger wel met hem op zee gezeten. Ik was net zo oud als hem. Hij zat boven in de kombuis en ik beneden in de masjienkamer van de Costa Rica van de KNSM, de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij. De reis ging in de zomer van 1946 van Amsterdam naar Paramaribo. Ik was jaloers op zijn joppie, want ik most de hele tijd kolen scheppe, terwijl hij alleen piepers hoefde te jasse voor de bemanning en de passezjiers.
We praaten niet veel met mekaar. Simon was een stille. Hij had met niemand ketakt soas ik er nu op terugkijk. Dat ik hem nog herinner komp door de storm. Hij hep namelijk mijn leve gered op de Atlantiese Oceaan. De kapitein hield het schip al de hele dag gaande met de kop op de golven. Het was vliegende storm ZZW 10 en de passezjiers mochten niet aan dek. Maar wij kregen opdracht de reddingboten na te kijken. Ik was via de davit (red: omgebogen, ijzeren stang, waaraan sloepen en ankers hangen) in een van de sloepen geklomme, toen er an dek een lier van de pal ging en ik met boot en al overboort mieterde. Dat ging veel te hard en de boot sloeg gelijk om, dus ik te water. Ik had wel een reddingsvest om, maar ik ken niet zwemmen. En toen ik misgreep dobberde ik in no taim moederziel allenig op de oceaan. Gelukkig zat er op dat moment niet veel gank in het schip, maar ik heb hem behoorlijk geknepen, want ik zag mijn hele hebbe en houwe agter die huizehoge golven verdwijnen. Die plotselinge stilte om me heen voel ik nog.
Komp me daar ineens die Simon aanzwemmen. Hij glee zo van een golftop af in mijn armen. En hij had een lijntje bij zich. Om zijn middel gebonden. Ze konden ons gemakkelijk weer aan boord hijsen. Kapitein Vogelaar hep hem wel gepresen voor die reddingsactie. En ik ook natuurlijk! Ze hebben hem op handen over dek gedragen, maar daar moest hij niks van hebben. Hij had gewoon gedaan wat gedaan most worde. Hij zag het gevaar er geloof ik ook niet van in. De kapitein had het hem eerst nog willen verbieden. Maar Simon zei: ‘Ik ken goed zwemmen, het is geen punt’. En toen ist ie gelijk overboord gesprongen.
Ik hep natuurlijk behoorlijk mazzel gehad. Maar we hebben het er toen eigenlijk niet meer over gehat. We waren jong en dan denk je niet lang na over die dingen. In Paramaribo istie afgemonstert en ik hep hem nooit meer gesien. Het was geen varensman, dat zag ik wel. Meer een woudloper. Heel erg op s’n eige.
Dit wilde ik toch even aan u kwijt. Als u Simon vint doet u hem dan a.u.b. de hartelijke groete van mijn. Hij ken altijd bij mijn terecht!
181216 Naet van de Kous: Schuwe Simon [7]
Vijfde brief: Henk Spaan, 13 december 2018, Zwolle
Aangezien ik zeer geïnteresseerd ben in de geschiedenis van Zwolle en zijn bewoners en meen daarover redelijk geïnformeerd te zijn, wil ik graag over de familie Boender nog wat nadere informatie geven.
Helaas zitten er in de oproep in Schuttevaêr ook enkele fouten. Mijn opa beweert, dat het niet ‘Schuwe Simon’, maar ‘Sluwe Simon moet zijn’. Hoewel hij verlegen was, was hij namelijk ook sluw. Ook beweerde mijn opa, dat Simon een tweelingbroer had, die Sjouk heette. Moeder was een Friezin en scheen uit Dokkum te komen. Er werd wel gezegd, dat ze nog familie van Bonefatius moest zijn, maar dat trek ik in twijfel. Sjouk was een tegenpool van Simon. Hij was zeer open en op de voorgrond tredend. Hij schijnt later naar familie in Zeeland getrokken te zijn, waar hij brugwachter is geworden.
Ook was er nog een jonger zusje, dat Klaske heette. Het was een lief meisje en bijzonder knap. Bij straatfeesten in de Kamperpoort was ze verzekerd van veel supporters. Ze is later met een jongen uit Ossenzijl getrouwd en schijnt ook weer een tweeling gekregen te hebben.
Vader Boender verdiende tijdens de winterperiode nog wat bij door voor baanveger te spelen en liet ‘per ongeluk’ nog wel eens de bezem uitschieten, als men hem geen fooitje gaf.
Tot zover mijn informatie. Ik hoop u verder geholpen te hebben en ben benieuwd naar de verdere wederwaardigheden van Simon.
NB: Deze brief laat nog weer eens zien, hoezeer historische informatie altijd moet worden getoetst aan de werkelijkheid, cq de feiten.
181214 Naet van de Kous; Schuwe Simon [6]
Vierde brief: Toby Spiegelzee, 9 december 2018, Paramaribo
Op aanraden van mijn buurman Armand Snijders, die hier in Paramaribo correspondent is voor onder meer Weekblad Schuttevaêr, reageer ik op uw ingezonden brief in die krant, waarin u om informatie vraagt over een zekere Schuwe Simon. Ik denk dat ik de Schuwe Simon die u bedoelt heb gekend.
De pontbaas van het veer over de Suriname-rivier tussen Paramaribo en Meerzorg was namelijk in het begin van de jaren zestig een Hollander die Schuwe Simon heette, maar meestal alleen Schuwe werd genoemd. Ik kende hem goed, want ik was zijn matroos, maar ik heb nooit geweten dat zijn vaders naam Boender was. Toch was hij als een grote broer voor mij. Hij heeft mij geholpen met school en alles.
Het was bij ons thuis een zooitje. Mijn vader was een dronkeman en moeder verkocht haar poentje voor geld. Mijn zussen en ik zorgden voor onszelf, maar ik wilde niet dat ze de baas over mij speelden en vluchtte vaak naar de rivier. Daar zag ik de pont komen en gaan en Schuwe zag mij. Ik mocht mee naar de overkant en we raakten bevriend. Hij leerde mij zwemmen achter de pont.
's Avonds, wanneer de geluiden uit het oerwoud het winnen van de mensen en de pont stillag, zat hij weleens op zijn praatstoel. Het ging vaak over Nederland, waar het water zo soms koud is dat het bevriest en de stookplaatsen in de winter dag en nacht moeten aanblijven om de mensen niet te laten doodvriezen. Ik was een kleine jongen en kon goed begrijpen waarom hij er niet was gebleven. Zoals Schuwe het beschreef was Nederland een kaal, koud en somber land. Daarom ben ik in Suriname gebleven na de onafhankelijkheid in 1975. Mijn zussen zijn wel gegaan. Het valt allemaal wel mee, zeggen ze. Behalve de kou dan. Schuwe hield van Suriname en was hier misschien nog geweest als het niet anders was gelopen.
In de vroege ochtend van 15 augustus 1963 zou Schuwe net van wal steken naar Meerzorg toen Toemba Bahassa zich meldde met zijn legertruck. Bahassa zat in de illegale wapenhandel en was gewelddadig. Schuwe had een hekel aan hem (we hadden heimelijk een soort protestsong: Toemba (7x), schiet hem dood in z’n poot, stop hem in een kissie, doe er dan wat water bij dan zwemt-ie als een vissie). Zijn truck was veel te zwaar voor de pont, maar onder dreiging had Schuwe hem al eerder overgezet. Deze keer verzette hij zich feller. Het was te gevaarlijk, omdat de rivier hoog stond en het flink stroomde. Maar Bahassa gijzelde een vrouw en twee kinderen en Schuwe moest varen in ruil voor hun vrijlating. Eenmaal op stroom begon de pont al gevaarlijk te hellen en het ging vreselijk mis toen een stuk hout in de schroef terechtkwam. De pont kapseisde en de vrouw van Bahassa kwam bij het ongeluk om het leven.
Toen was het gedaan met Schuwe’s zorgeloze bestaan in Suriname. De pont, die Maria was gedoopt, bleek onvoldoende verzekerd. De berging kon er niet eens van worden betaald. Ze ligt nog onder water, een heel eind stroomafwaarts hangt ze tussen de boomwortels. Bij laag water kun je haar zien. Bahassa kon het verlies van zijn vrouw niet verkroppen en begon Schuwe te treiteren. Toen op een nacht zijn huis in de fik vloog, is hij gevlucht naar Frans Guyana. Hij is nog vaarwel komen zeggen.
Schuwe moet weten dat hij hier een zoon heeft rondlopen, die naar hem is vernoemd. Zijn toenmalige vriendin, die anoniem wil blijven, wist nog niet dat ze zwanger was toen Schuwe de benen nam. Zijn zoon is een goeie jongen. Maar in zijn jonge jaren heeft hij een misstap begaan door achter Desi Bouterse aan te lopen. Hij zit geloof ik nog steeds in het leger.
NvdK: met extra veel dank ditmaal en nogmaals aan Patrick Naaraart
181213 Naet van de Kous: Schuwe Simon (5)
Derde brief: Menno van der Laan, 8 december 2018, Almere-Stad
Simon Boender was volgens mij eind jaren vijftig zwemleraar in het Sportfondsenbad achter het Rijksmuseum. Ik ben er niet helemaal zeker van, zijn voornaam heb ik namelijk nooit gehoord. Maar uw verhaal lezende, vallen bij mij de puzzelstukjes wel op hun plaats. Het was een afschuwelijke man. Hoe kan het ook anders met zo’n nare jeugd, zou ik nu zeggen. Jong geleerd, oud gedaan zeggen ze altijd. Dat klopt hier ook precies; wat zijn vader hem aandeed, deed hij ons aan.
Als je nieuw binnenkwam moest je droogzwemmen in de hengel boven het water, hangend in een band om je buik. Ik vond dát al doodeng, want je moest goed je evenwicht bewaren om niet voorover tegen de zwembadrand en in het water te vallen. Alle kinderen begrepen met één blik in zijn ogen dat je beter niets van die angst kon laten blijken. Waren je arm- en beenbewegingen naar zijn zin, dan mocht je aansluiten bij de groep. Ik zie ons nog staan, bibberende jongetjes, zo volgzaam nog. Hij kon ons maken en breken.
Achter elkaar moesten we te water. Sommigen van ons hadden zelfs nog nooit in bad gezeten - wij hadden thuis een lavet - laat staan gezwommen in zo’n groot bassin. Wie niet durfde, kreeg een zet van de meester. Ik ben die middag bijna verdronken. Ik verstijfde in het water, wist niet meer waar mijn handen en voeten zaten, hapte naar lucht, maar kreeg water binnen. ‘Meester Hel’, zoals de oudere jongens hem noemden, haalde me met de beugel onder mijn kin omhoog en hield mijn gezicht boven water tot ik weer zuurstof binnenkreeg, om me vervolgens weer los te laten. Ik wist me geen raad, ik heb het uitgegild van angst. Maar niemand kwam te hulp. Al die volwassenen op de tribune, ze bleven zitten. Ik zag mijn vader grijnzen.
Meester Hel is niet meer weggegaan uit mijn leven. Hij staat tussen mij en mijn vriend Adrie in. Adrie wil zó graag een bootje, maar mij krijg je daar niet in. We hebben er vaak ruzie over en ik ben ervoor in therapie. Mijn therapeut zegt dat ik Boender eigenlijk zou moeten opzoeken, omdat ik hem tot monsterlijke proporties heb uitvergroot, en dan met eigen ogen zou zien dat het ook maar een mens is met een hart en een ziel. Adrie wil hem wat aandoen. ‘Ik knijp zijn keel dicht, als ik die man ooit tegenkom’, zegt hij.
Ik ben gisteren naar het Sportfondsenbad gegaan, maar durfde niet naar binnen. In de buitenmuur is een gedenksteen voor de ‘oefenmeesters’ die zijn onderscheiden toen in 1965 het 50.000ste kind een zwemdiploma haalde. Daar staat Boender niet op.
Naschrift:
Redactie: ‘Intrigerende brief. Wij maar denken dat Simon eind jaren vijftig nog in Zuid-Amerika zat. Maar snel wijzer zullen we niet worden, want bij het zwembad kent niemand Simon Boender meer en het complete archief is bij de brand van 1972 verloren gegaan.’
NvdK: Met dank aan Patrick Naaraat voor de aanvullende informatie.
181212 Naet van de Kous: Schuwe Simon [4]
Tweede brief: 7 december 2018, Maria Guillermo Amsterdam
Het trof mij zeer te horen dat u Simon Boender zoekt. Eigenlijk doe ik dat ook al heel mijn lange leven. Ik heb hem kort na de oorlog, in 1947, ontmoet. Ik reisde in die dagen met mijn toenmalige echtgenoot, de Amsterdamse fotograaf Willem Spons, door Zuid-Amerika. Mijn man zocht onontdekte indianenstammen in het grensgebied van Brazilïe en Argentinië en dat bracht ons diep in de wildernis. Toen mijn gezondheid achteruit ging - tropenkolder en gele koorts zei men - stuurde mijn man mij terug naar de stad om op krachten te komen. Daar heb ik Simon ontmoet, in de Hollandse club van Buenos Aires. Hij viel direct op. Een mooie man. Gespierd en veerkrachtig. Nu praktisch iedereen om mij heen is weggevallen durf ik wel te bekennen dat ik in die periode een romance met hem heb gehad. Ik bewaar er de fijnste herinneringen aan. Het was vooral een lichamelijke liefde, intellectueel zijn we niet ver gekomen. Simon praatte niet. Nergens over. Hij keek je liefdevol aan en mompelde zo nu en dan wat. Maar wat er in hem omging, wat zijn plannen waren, ik ben er nooit achter gekomen.Onze relatie heeft op de kop af twee maanden geduurd. Mijn echtgenoot keerde terug uit het oerwoud en het was vanzelfsprekend dat ik niet mijn hart, maar mijn man zou volgen.
Simon ben ik uit het oog verloren. Ik heb nog geprobeerd met hem te corresponderen, maar hij schreef niet terug en op een gegeven moment kwamen mijn brieven onbestelbaar retour. Ik heb mij altijd afgevraagd waar hij is gebleven en hoe het hem verder is vergaan. Ik kan u helaas niet meer vertellen dan wat u al weet. Hij zwom inderdaad wedstrijden in Argentinië. Ik heb er vier gezien, die hij allemaal heeft gewonnen. Ze zwommen in de rivier, ik weet niet meer hoe ver, de marathonafstand dacht ik, 42 kilometer en nog wat. En het publiek voer mee met alles wat dreef, van boomkano’s tot luxe jachten. Het waren echte volksfeesten. En Simon kon er geloof ik goed van leven. Ik heb tenminste nooit iets van geldgebrek gemerkt.
Ik hoop dat u meer over Simon te weten komt en zou het zeer op prijs stellen als u mij op de hoogte wilt houden. Stel je voor dat hij toch nog leeft. Wat zou ik hem graag eens willen ontmoeten.
Antwoord van Patrick Naaraat:
Ik heb mevrouw Guillermo natuurlijk gebeld. Het is nota bene Maria Guillermo van de bekende modezaak in de Amsterdamse Beethovenstraat. Die heeft ze in 2000 verkocht. Ze is nu 84 en reist veel. Ze komt oorspronkelijk uit Zuid-Amerika, waar Spons haar heeft gevonden in een sloppenwijk. Die fotograaf heeft ze niet lang na hun terugkeer in Nederland aan de dijk gezet. Guillermo: ‘Hij was rusteloos, kon nooit ergens aarden. Daar had ik op den duur genoeg van. Ik wilde in Amsterdam blijven, ik had het er naar mijn zin en eerlijk gezegd was het in bed ook niet veel meer na mijn escapades met Simon. Ik heb nooit meer zo’n viriele, sensuele man ontmoet. Echt waar, het was liefde op het eerste gezicht. Pure lust. Maar ja, het was waarschijnlijk ook op niets uitgelopen. Je kunt tenslotte niet je hele leven in bed doorbrengen en veel meer dan dat zat er niet in bij Simon. Hij kon zwemmen als de beste natuurlijk, maar of hij ook iets dacht? Ik weet het niet.’
181211 Naet van de Kous: Schuwe Simon [3]
Eerste brief: 6 december 2018, Lukas Vierkaster Zwartsluis
Ik ken Schuwe Simon uit de tijd dat hij nog bij zijn vader op de Rensje Berendina voer. De steilsteven voer vast met turf op Zwartsluis. Dat was vlak voor de oorlog. Ze hadden een opduwer en vader Boender kocht olie bij mijn vader. Zo leerde ik Simon kennen. We waren een jaar of twaalf. Hij hielp zijn vader, ik de mijne. We dolden wel eens wat met elkaar. Ik weet nog een keer dat hij de boeken in mijn schooltas had verruild voor turven. Ik ontdekte het pas in de klas. Iedereen lachen natuurlijk, behalve meester Sybrands. Die stond altijd gelijk klaar met strafwerk. Simon zat zo nu en dan ook bij ons in de klas. Dat was als ze langere tijd zonder werk lagen. Het waren armoedige tijden. Zeker voor de Boenders, want die voeren op procenten. Ze hadden wel de lasten, maar niet de lusten van het schip. Simon bleef graag bij ons eten, want wij aten elke middag warm.
Hij had dacht ik vier broertjes en twee oudere zussen. Hoe dat allemaal paste in dat scheepje, dat kun je je nu niet meer voorstellen. Voor Simons moeder waren al die zwangerschappen niet goed geweest. Ik herinner mij dat ze vaak ziek was. Je mocht er ook nooit aan boord komen. Simons oudste zus Klaasje zorgde voor de kinderen. Zijn vader was een norse man. Hij gaf strenge straffen. Simon moest inderdaad vaak achter het schip aanzwemmen als hij iets verkeerds had gedaan. In het dorp ging het gerucht dat dit met een jonger broertje verkeerd was afgelopen. Officieel is het kind overboord gevallen, geloof ik.
Achteraf gezien waren die zwemexercities van Simon niet leuk, maar destijds konden we er van de wal af hard om lachen. Alle kinderen van het dorp kwamen naar het kanaal als de Rensje Berendina weer eens met Simon in het kielzog op de sluis afstevende. We scholden hem uit voor gepenkop en parelvissertje. Waarom weet ik eigenlijk niet. Nu slaat het nergens meer op, maar toen vonden we dat leuk. Simon niet. Die trok zich terug. We zagen hem steeds minder. Dat van die zwemwedstrijd in het Zwarte Water is waar. Er deden er wel vijftig mee en Simon won met minstens drie scheepslengtes voorsprong. Daar kon niemand tegenop. Dat was zijn triomf. Het was denk ik het laatste wat ik van hem heb gezien. Later heb ik gehoord dat hij naar zee is gegaan. Dat wilde hij altijd al. ‘Globetrotter’, antwoordde hij steevast als meester Sybrands vroeg wat hij later wilde worden. Nou dat is hij dan geworden, dacht ik.
Ik heb nooit geweten dat hij in Zuid-Amerika is gaan zwemmen. Of hij later nog binnenschipper is geworden betwijfel ik. Ik heb beroepsmatig altijd connecties gehouden in de binnenvaart, maar nooit meer iets over Simon vernomen. Zijn vader heeft gevaren tot hij diep in de zeventig was. Toen heeft een van zijn zoons het schip overgenomen. Het is in de jaren zestig gesloopt. Er varen nog wel Boenders. Er zit er een in de tankvaart, meen ik.
Ik hoop u hiermee wat verder te hebben geholpen.
NvdK: ‘Met dank aan Patrick Naaraat.’
181210 Naet van de Kous [2]
Zoektocht van en naar een tweelingbroer
Simon Boenders tweelingbroer Tobias Walkate, die dus eigenlijk Thomas Boender heette, leefde ondertussen een geheel ander leven. Hij kon goed leren en kreeg natúúrlijk de kans een opleiding tot predikant te volgen. Al op 24-jarige leeftijd werd hij beroepen in het schilderachtige Staphorst, niet ver van zijn geboorteplaats Blalo.
Juist in die tijd kwam hij tot ontdekking dat hij de helft van een tweeling was. Ter gelegenheid van zijn beroeping moest hij namelijk een geboortebewijs overleggen en daarop stond de naam Simon. De verantwoordelijk ambtenaar van de Burgerlijke Stand had abusievelijk de voornaam van de andere helft van de tweeling ingevuld.
Vanaf dat moment begon Thomas/Tobias een zoektocht naar zijn broer. Maar het resultaat bleef nihil, tot hij tijdens een reünie van school ‘J’ in de Hoogstraat in Zwolle in contact kwam met onder(en boven)getekende, Naet van de Kous. Ik was bij die gelegenheid aanwezig, omdat mijn neus zei dat er misschien wel mooie historische informatie te halen viel. Thomas/Tobias, het op nuljarige leeftijd naar Zeeuws-Vlaanderen verdwenen kind dat nooit op die school had gezeten, was er ook naartoe gegaan. Hij hoopte namelijk iets te vernemen over zijn broer Simon, die deze school wél had bezocht.
Thomas/Tobias woonde zelf inmiddels in Zwolle, waar hij predikant was geworden in de Oosterveldkerk. Op de een of andere manier was hij altijd een zwak blijven houden voor de stad nabij zijn geboorteplaats, waar hij toch slechts een half jaar van zijn jeugd had doorgebracht. Liefdevol, om niet te zeggen devoot, sprak hij soms over zijn ‘verloren paradijsje aan de IJssel’. Nadat hij eenmaal in Zwolle was komen wonen, hoorde hij daar veel over de jeugd en de zwemcarrière van zijn broer. Diens bestaan noemde hij een ‘godsgeschenk’, temeer daar al zijn verdere familieleden van de tak Boender waren overleden. Hij ging op zoek naar een stukje van zijn roots; zijn genen, zoals hij zelf deskundig verklaarde.
Thomas/Tobias had het advies gekregen een oproep te plaatsten in de Schuttevaêr. Je weet maar nooit, aldus zijn zegsman, dat blad wordt per slot van rekening over de hele wereld gelezen. Thomas/Tobias begon tegen mij aan een schier eindeloze reeks anekdotes, waarbij ik ondertussen gretig aantekeningen maakte. Ik bood aan hem te helpen bij het zoeken naar Simon en stelde daartoe mijn mailbox en de nodige kolommen van de Blalo Bode beschikbaar. Eerlijk gezegd ook en vooral omdat ik er een prachtig verhaal in zag, maar dat vertelde ik er uiteraard niet bij. Thomas/Tobias was daarom niet minder blij met mijn hulp, want hij was (en is helaas voor hem nog steeds) lichtelijk doof aan zijn beide onderoren en hij sprak moeilijk, na een gemankeerde kaakoperatie.
De response op de eerste oproep in de Schuttevaêr was hoopgevend. Van Heino en verder kwamen brieven en mailtjes naar de redactie. Ook de hulp van hoofdredacteur Patrick Naaraat deed de hoop op succes groeien. Deze energiek ogende en bekwame journalist - die zelf ook binnenschipper is geweest en jarenlang over de Europese wateren heeft gezworven- publiceert zo nu en dan een reactie in zijn krant en vraagt de lezers dan weer daar op te reageren. Hij verklaarde zich bereid Schuttevaer desnoods later te laten uitkomen om nog het laatste nieuws mee te kunnen nemen. Een journalist naar mijn hart, al ben ik zelf meer van de categorie oud nieuws.
Voor de lezers van de Blalo Bode volgt de komende dagen, en wie weet weken, nu eerst een voorlopige selectie uit de stroom aan binnengekomen berichten, die tot op heden nog doorgaat. Als gezegd, er is hoop. Zozeer zelfs, dat wij in de blijde verwachting zijn nog vóór Kerstmis de afloop
van het verhaal te kunnen meedelen.[1].
[1] Zie voor de publicaties van Patrick Naaraat onder andere: P. Naaraat. Waterwandelingen door Nederland, België en Luxemburg. Deventer 2002. (5 delen, uitverkocht). Op en neer tussen Hoogezand en Sappemeer. Loppersum 2005 en Met de Kromhout onder mijn voeten. Zwolle 2013.
181207 Naet van de Kous [1]
‘Schuwe Simon’: een lang verdwenen lange-afstandszwemmer
door Naet van de Kous (hoofdredacteur Blalo Bode), met medewerking van Patrick Naaraat (hoofdredacteur Schuttevaêr)
Ten geleide
Als liefhebber der historie verdiep ik mij graag in kleine onderwerpen, dito gebeurtenissen of het leven van onbekende personen. Zo trok een oproep in de rubriek ‘Varend bestaan’ in het Weekblad voor de binnenvaart Schuttevaêr van 25 oktober j.l. mijn aandacht. Daarin werd informatie gevraagd over de reeds lang verdwenen schipperszoon Simon Boender, beter bekend, vroeger althans, als ‘Schuwe Simon’.
Abusievelijk werd hij later ook wel ‘Schele Simon’ genoemd, omdat men in het Westen, en nog steeds trouwens, het Nedersaksisch niet of nauwelijks verstond. Hoe dan ook: Simon was inderdaad schuw, wat waarschijnlijk het gevolg was van zijn harde opvoeding. Niet zonder reden of oorzaak. Ook zijn vader had namelijk een moeilijke jeugd gehad als buitenechtelijk kind van een verdwaalde Fransman en een turfgraversdochter uit De Krim.
In de komende weken/maanden zal in de Blalo Bode, in nauwe samenwerking met onze collega’s van het weekblad Schuttevaêr, worden bericht over de mogelijke wederwaardigheden van Schuwe Simon en over de zoektocht die zijn tweelingbroer naar hem inzette. De redactie hoopt ondertussen ook en vooral op reacties van haar immer attente lezers en lezeressen. Maar eerst volgt hier een nadere introductie van onze hoofdpersoon.
Verdwenen na een moeilijke jeugd
‘Schuwe Simon’ kwam op Kerstavond 1930, om 5 voor 12 ter wereld als het zesde kind van de binnenschipper Berend Boender en diens vrouw Margje Troostwijk te Blalo. Een kwartier later werd zijn broer Thomas geboren. En zo deed het ‘Ooievaarsnest’ of ‘Eileuvernest’ - het kleine haventje aan het eind van de Willemsvaart en het begin van de Stadsgracht waar schippers uit de hele stad en het hele land met hun schepen lagen als hun vrouwen moesten gaan baren - zijn naam alle eer aan.
Welkom waren ze niet, de beide broertjes Boender. Eigenlijk was er voor geen van tweeën plaats op de ‘Rensje Berendina,’ de zestig ton metende tjalk van hun ouders. Vader Boender had juist die zomer bij de plaatselijke werf van Leenman een tweedehands Kromhout motor aangeschaft, in een tijd waarin de meeste schippers nog zeilvoerend waren. En de motor op het schip vroeg ook ruimte voor een schippersknecht: maar die ruimte werd nu juist ingenomen door de twee nieuwkomertjes!
Boender vervoerde als schipper/eigenaar turf van Drentse verveners naar de steenfabrieken aan de IJssel en keerde dan terug met grind. Als zijn schip te zwaar beladen was, werd een deel van de vracht vanaf de Willemsvaart met emmertjes uitgevent in de Veerallee, een toentertijd nieuwe buurt voor de beter gesitueerden. Ook voer Boender wel met koemest van Groninger en Friese boeren of met riet uit de Kop van Overijssel. Maar de scheepvaart verkeerde in een malaise. Moeilijke tijden braken aan.
In de eerste zomer na de geboorte van de tweeling, in 1931 dus, nam het schippersechtpaar een ingrijpende beslissing. Dankzij bemiddeling van professor Nicolaas van Wijk, zoon van een Zwolse dominee en de eerste professor in de slavistiek in Nederland, kon één van de twee jongetjes worden geplaatst bij een kinderloos domineesechtpaar in Zeeuws-Vlaanderen. Thomas kreeg een nieuwe voornaam (zijn adoptie-vader kon zijn eigenlijke voornaam niet rijmen met het beroep van dominee) en werd alsnog gedoopt. Sindsdien heette hij Tobias Walkate.
Als het aan Boender had gelegen, was overigens ook Simon richting Zeeland gegaan, maar het moederhart verzette zich tegen die dubbele scheiding. Of die alles bepalende beslissing voor de achtergebleven Simon een gelukkige is geweest, valt achteraf gezien ernstig te betwijfelen. Want Simon kreeg een moeilijke jeugd, met een harde en driftige vader, een ziekelijke moeder en vijf bazige broertjes en zusjes.
Senior leerde hem zwemmen door hem minstens één keer per dag pardoes overboord te zetten. Simon (die waarschijnlijk de naam van zijn Franse grootvader Simón droeg) bleek over een natuurlijke aanleg te beschikken en won als zesjarige al een zwemwedstrijd in het Zwarte Water. Hij trainde later dagelijks door met het schip van zijn vader mee te zwemmen. Nog weer later draaide hij, zo wilden de verhalen, mee in het beruchte Zuid-Amerikaanse circuit. In de jaren veertig en vijftig werden in Argentinië en Brazilië namelijk ultralangebaan wedstrijden gehouden, waarmee veel geld viel te verdienen. Simon zou daar zijn terechtgekomen, nadat hij een keer als koksmaat was meegegaan met een pakketboot, om daarmee aan zijn vrij troosteloze bestaan op de Nederlandse binnenwateren te ontsnappen.
Omstreeks 1960 echter, is hij spoorloos van de radar verdwenen. Er gingen destijds geruchten dat hij ten prooi was gevallen aan piranha’s. Maar er waren ook aanwijzingen dat hij was teruggekeerd naar Europa en binnenschipper was geworden.